@ technisch geïnteresseerde lezers:
De test opstelling van TNO, waar het RIVM zijn anti-wetenschappelijk conclusies op baseeert, was een vorm van 'de *** naar de nering zetten', oftewel: 'pecunia non olet'.
TNO meldt dan nog wel dat er eerst nog meer onderzoek moet worden verricht; natuurlijk!
RIVM, als 'tussen' opdrachtgever, meldt dit voorbehoud dan weer niet!
De keuze voor de testopstelling is dus niet voortgekomen uit de experimenteel uit de bestaande theorie hypothetische geformuleerde vraagstelling (welke?); evenmin was er een op theorie gevormde toetsbare hypothese achteraf.
In de test worden de monsters aangepast aan wat men kon vinden: slechts en uitsluitend(!) alumiumhoudend flitspoeder uit vele mogelijke en onderling al (sterk?) verschillende chemisch/fysische samenstellingen!
Onderschatting van de uitkomsten was daarmee op literatuur onderzoek al verzekerd!
Binnen het ministerie van JenV met zijn Inspectie en het IFV wordt zoiets wegens onbekwaamheid niet ontdekt; of anders opzettelijk genegeerd?
Dus de minst productieve waterstof generator; i.p.v. een representatieve steekproef! Ja, en ook weer alles anoniem uitgevoerd!
Daarbij werd de temperatuur binnen de proefopzet onverklaard(!) laag gehouden; elke middelbare scholier weet dat chemische reacties (stof)temperatuurafhankelijke snelheden bezitten!
Bovendien is het 'standaard' praktische probleem: water op/bij vuurwerk, logischerwijze verbonden met 'brand'; niet een 'lekkende sprinkler'.
Een sprinkler 'gaat af' bij een temperatuur van bijvoorbeeld: 60 graden C.
Dat is dan de (lucht)temperatuur, die het afsluitende bolletje in een, altijd 'hoog' geplaatste, sproeikop moet bereiken in die (lucht)omgeving, is dan vooreerst al op (veel) hogere temperatuur. ('Natte' sprinklers vertragen dus meer; omdat er water tegen het bolletje staat.)
Indien dan straling van de hittebron ('brandhaard') niet rechtstreeks (in rechte lijn) het bolletje kan doen opwarmen, dan is e.e.a. afhankelijk van die (lucht)convectie die dan, langere tijd, meer of minder 'gericht' langs het sproeikop 'bolletje' moet bewegen; om dit te doen springen.
Dus bij brand zal ook direct een (groot?) deel van de afgegeven (straling in alle richtingen!) warmte naar de directe (dus ook lage(ere)) omgeving, dus andere vuurwerkpakketten(!), gaan.
De situatie, bij een door brand 'getriggerde' sprinkler (of blusstraal!), is dus dat vuurwerkpakketten (3 dimensionaal) al enige tijd ('standaard' een half uur) aan straling, geleiding en convectie van warmte zijn blootgesteld.
Daarbij komt, het opslag 'klimaat' (ook vochtigheidsschommelingen over lagere tijd!) vooraf aan de brand en de effecten op vooral ook de verpakkingen; bij SEF mochten die zelfs ook aangetast weer in de opslag worden gebracht; volgens 'voorschrift' (en dus dan ook zonder enige 'transportclassificatie'(!); die sowieso al niet aan de definities en praktisch aanwezige omstandigheden voor 'opslag' voldoet.)
Die (wisselende) klimaatomstandigheden bij SEF waren even dramatisch van invloed als door alle 'onderzoekers' genegeerd; vooraf aan 13 mei 2000.
Het 'reguliere' klimaat moest dus 'vooraf' worden onderzocht als separaat effect op 'vuurwerk': vooraf aan een brand 'klimaat' daaropvolgend.
Ook moeten de eventuele schok- en druk effecten op 'vuurwerk' ook tijdens 'de branden en explosies' worden meegewogen: zij veranderen voorspelbaar de interne structuur en dat heeft weer effect op de chemische reacties; qua aard en qua snelheid!
Al deze overwegingen en praktisch empirische toetsbare invloeden zijn tot op heden genegeerd binnen 'onderzoek'.
(Oosting, op het NFI, gebruikt veelvuldig de begrippen: 'mogelijk' en 'waarschijnlijk'; dergelijk 'wensconclusies' zijn voor een wetenschappelijk onderzoeker, juist ook binnen een 'reconstructie' van feitelijke gebeurtenissen, een 'doodzonde'.
Wat binnen deze, in overheidsonderzoek genegeerde(!), doch in vakliteratuur bekende(!), beïnvloedende omstandigheden, aanvullend door het bluswatergebruik van de optredend brandweer in Enschede, is toegevoegd, laat zich, zeker op een betrouwbare reconstructie van de beïnvloedende gebeurtenissen op die dag en daaraan voorafgaand(!) (zeker niet te vinden in Oosting of IBR!), nauwelijks meer reconstrueren; wegens aanzienlijke chronologische overlap van die omstandigheden. Causaal niet meer te ontrafelen; zeg maar.
Wel blijft het feit dat de wettelijk adviseur brandweerzorg, met zijn 'kennis- en opleidingsinstituut' (nu IFV), zijn toetsing door de minister van BZK (nu JenV), zijn controle door gedeputeerde staten (regiovorming en 'in elk geval' taakorganisatie op de wet) door B&W en de gemeenteraden (taakuitvoering op wet en gemeentelijke verordeningen), deze mogelijk extra schadelijk invloed op de (snelheid van) brand- en explosieontwikkeling, door het 'doneren' van extra waterstof in de reactiefronten van reagerend 'vuurwerk', alles heeft nagelaten dat dit had moeten voorkomen.
Het zal een kritisch lezer dan ook niet (meer) verbazen, dat bij het kritiekloos 'in de groep gooien' van het probleem 'vuurwerk en water', bij ongetoetste deskundigheid vooraf, niet tot 'consensus' leidde.
'De lammen helpen de blinden'. Voor betaalde wettelijke (overheids)actoren binnen de brandweerzorg, acht ik dat een schandaal.
U zult ook niet die wettelijk adviseurs brandweer op uitspraken binnen dit 2e kamer dossier kunnen betrappen!
Opnieuw deserteren zij, met hulp van informele en onwettelijke organisaties in dit dossier gehaald, van hun op exclusief vereiste wettelijke bekwaamheid (examen!) en exclusieve bevoegdheid m.b.t uit te voeren taken.
Vraagjes:
Waar waren de waren de adviezen van de wettelijk adviseur brandweer vooraf aan de exclusieve Gebruiksvergunningen voor SEF en waar vooraf en na de problemen te Ulicoten?
Het zal toch niet zo zijn dat het IFV zijn eerdere studenten, na het bereiken van de bekwaamheden als exclusief wettelijk adviseur, heeft vervangen en aan controle heeft onttrokken door een ongecontroleerde en niet van specifiek wettelijke examens begeleide wilde 'groepsdiscussie'?