Blog: Het bouwbesluit 2012 en de repressieve brandweertaak De op dit moment bekend geworden teksten van het nieuwe bouwbesluit stemmen de repressieve brandweermens weinig hoopvol.
Door het afkoppelen van veel rechtstreekse doormeldingen moeten 40% van de loze alarmen worden voorkomen, dat lijkt op het eerste gezicht imposant en de 2-mans SIV’s kunnen de rest dan tegen lage kosten “afhandelen”.
Dat we in plaats van de 2 soorten vluchtroutes nu 6 verschillende omschrijvingen van een vluchtroute hebben is alleen maar verwarrend, dat het principe van 2 vluchtroutes (tenzij…) losgelaten wordt en wordt vervangen door de minimum-eis van 1 vluchtroute (tenzij….) is merkwaardig.
Wat echter onderbelicht blijft is dat de samenhang tussen de kwaliteit van bouwen en de repressieve slagkracht nog steeds ontbreekt.
De oorzaak hiervan is dat de eisen voor bestaande bouwwerken ongewijzigd blijven. Het niveau van bestaande bouwwerken is het aanschrijvingsniveau voor de gemeenten en is tevens het niveau waartoe een opgeleverd bouwwerk mag “vervallen” in de loop der tijd.
Voor de organisatie van de repressieve brandweer lijkt het uitermate zinvol om uit te gaan van dit niveau omdat het overgrote deel van het gebouwenbestand is “vervallen” tot dit niveau of daar op termijn terecht komt.
Alle deelnemers aan het proces “bouwbesluit” hebben merkwaardigerwijs alleen de eisen aan nieuwbouw voor ogen terwijl de praktijk bestaat uit overwegend gebouwen die niet aan nieuwbouwniveau voldoen (en ook niet hoeven te voldoen). Daarnaast zijn er ook nog gebouwen die slechter zijn dan het minimaal vereiste niveau voor bestaande bouw.
Vergelijk dit met autobanden: nieuwe autobanden hebben een profieldiepte van 8 mm, de ondergrens voor de profieldiepte is 1,6 mm. Uit onderzoek blijkt ook nog eens dat 10% van de voertuigen met te weinig profieldiepte rijdt. Met die wetenschap mag je er niet van uit gaan dat de profieldiepte van alle voertuigen 8 mm is !
Waar moeten we dan bij gebouwen rekening mee houden? Onder het nieuwe bouwbesluit is het nog steeds mogelijk dat er:
■portiekflats,
■grote brandcompartimenten van 2.000 of 3.000 m²,
■brandwerendheden van 20 minuten, en
■draagconstructies binnen een brandcompartiment, zonder sterkte bij brand zijn.
Portiekflats zijn ten aanzien van slachtoffers bij brand de “boosdoeners”. Branden in portiekflats vragen van de repressieve dienst onmiddellijke actie in de zin van het rookvrij maken van het trappenhuis en het creëren van een tweede vluchtweg. Als je bedenkt dat in de ons omringende buitenlanden een inzet van 12 tot 14 man al de standaard is voor de inzet in deze gebouwen, dan is eenvoudig voorstelbaar dat het sturen van een SIV (snel interventie voertuig) met beperkte bezetting in dit scenario niet gaat werken.
In het bouwbesluit is geen enkele voorziening opgenomen die het voor de brandweer mogelijk maakt om een trappenhuis van een portiekflat te ventileren, een rookluik boven in het trappenhuis zou het ventileren van het trappenhuis vereenvoudigen en de spreekwoordelijke SGVD (Stenen Gooier Van Dienst, die de ruiten boven in het trappenhuis mag ingooien om rook te laten ontsnappen) overbodig maken.
Als je rekent met een normale opkomst- en inzettijd is het over het algemeen best een aardige prestatie wanneer de brandweer 12 tot 15 minuten na de melding het eerste water op het vuur heeft. Dit betekent dat er (bij een brandwerendheid van 20 minuten) nog 5 tot 8 minuten over zijn voor de ontdekking, melding en verwerking van de melding.
Alleen in publieksgebouwen met een dichte bezetting en gebouwen met automatische brandmeldsystemen, kan de inzet van de brandweer plaatsvinden voordat de brandwerendheid van het compartiment opgesoupeerd is. In andere gevallen moet gerekend worden met grote branden waarbij meerdere eenheden moeten worden ingezet om uitbreiding binnen de perken te houden.
De volgende uitdaging voor deze eenheden is de bluswatervoorziening: omdat de Waterleidingwet (ook in de komende wijziging) niet voorziet in de levering van bluswater is het snel inzetten van slagkracht door ontbrekend bluswater onmogelijk. Wat rest is het zogenaamde “publieksstraaltje”, ook wel “SBS-6 straal” genoemd.
Als dit probleem al kan worden overwonnen, kan in veel gevallen nóg niet op een verantwoorde manier ingezet worden omdat er nagenoeg geen grote gebouwen zijn met een voorziening voor rook en warmte afvoer. Als gevolg hiervan, en door afwezigheid van sterkte bij brand eisen aan de constructie binnen een brandcompartiment wordt een doelmatige en enigszins veilige inzet nagenoeg onmogelijk, zodat niets rest dan “gecontroleerd afbranden”, waarbij maar de vraag is hoe het aspect “controle” in dit proces vorm krijgt.
Je kunt het bouwbesluit natuurlijk ook als uitgangspunt beschouwen, je moet dan verder met de huidige slechte bouwkundige kwaliteit van bestaande gebouwen. Omdat we het Nederlandse gebouwbestand kennelijk niet kunnen opwaarderen lijkt dit wel een logische benadering.
In dat geval zou je mogen verwachten dat er tenminste, op grond van de Brandweerwet (wet Veiligheidsregio’s) en de Brandbeveiligingsverordening, andere dan alleen bouwkundige eisen aan gebouwen gesteld worden die een verantwoorde inzet van de brandweer mogelijk maken. Hierbij valt te denken aan brandmeldsystemen, doormelding, rook- en warmte afvoer, bluswatervoorziening etc.
De adviezen die branche-organisatie NVBR over het nieuwe bouwbesluit aan de minister heeft gegeven gaan niet in op deze aspecten, die de brug moeten vormen tussen de kwaliteit van bouwen en de brandweerzorg. Wel werkt de NVBR van harte mee aan een teruggang van het aantal brandmeldinstallaties.
Het credo voor “de brandweer” is dus om er voor te zorgen dat “de brandjes klein blijven”, dit kan alleen door brand snel te ontdekken, en er voldoende slagkracht aan mensen, materieel en bluswater tegenover te zetten. Daarbij is de aanwezigheid van relatief eenvoudige en goedkope voorzieningen voor de afvoer van rook een absolute randvoorwaarde voor grote en hoge gebouwen.
Om te beginnen moet er een heldere visie op repressie komen. De brandweer moet weg van het imago van “handhavers van regeltjes uit het bouwbesluit” en moet échte kennis ontwikkelen over brandbestrijding en de installaties en voorzieningen die een goede brandweerzorg mogelijk maken.
Een versterking van het instrument “Brandbeveiligingsverordening”, nu nog het stiefkindje van de regelgeving, lijkt de aangewezen manier om regionaal of lokaal vorm te geven aan de samenhang tussen het gebouwbestand en de brandweerzorg. Alleen in deze verordening kunnen B&W immers regels stellen over het voorkomen, beperken en bestrijden van brand.
De huidige afbraak van slagkracht van de brandweer en verlenging van opkomsttijden lijkt absoluut ongewenst, zolang brandweerzorg en gebouwbestand niet op elkaar aansluiten.
Augustus 2011
Ing. Marcel Lasker MIFireE
Bron brandveilig.comBovenstaande tekst geeft heel erg duidelijk de pijnpunten weer welke het bouwbesluit 2012 voor gaat zorgdragen tijdens de uit oefening van de repressieve taken.
Ik vraag me echt af of het Bouwbesluit 2012 dat per 1 april (ja geen grap) van kracht wordt nu echt een verbetering is ten aanzien van het nu nog geldende bouwbesluit.